Alexander Rinnooy Kan
Ontving in 1977 een Fulbright travel grant voor onderzoek aan Berkeley
“De mooiste herinnering die ik heb aan mijn verblijf in Berkeley is vooral het sublieme gevoel ergens te verkeren waar alles klopt. Alles was er zoals je idealiter zou willen dat het was: het gezelschap, de gesprekspartners, de omgeving en architectuur, de stedelijke kansen, de maatschappelijke kansen die daar weer achter lagen en de schitterende natuur van Californië. Eigenlijk was alles zoals het moest zijn en op z’n best zou kunnen zijn. Ik realiseerde me dat heel sterk. Als ik over straat liep of een middag in het park zat te schrijven, dan voelde ik mij bevoorrecht en dat was ik ook zeer.”
Alexander Rinnooy Kan studeerde wiskunde en econometrie in Leiden en Amsterdam. In 1977 ontving hij een Fulbright travel grant voor een onderzoeksperiode aan de University of California Berkeley. Dat verblijf in Berkeley stond aan het begin van meerdere gasthoogleraarschappen in de VS. Later was hij hoogleraar en rector magnificus aan de Erasmus Universiteit, voorzitter van de Vereniging van Nederlandse Ondernemers (VNO-NCW), lid van de raad van bestuur van de ING Groep, voorzitter van de Sociaal Economische Raad, en lid van de Eerste Kamer (D66) voordat hij als hoogleraar terugkeerde naar de Universiteit van Amsterdam. In die jaren bezocht hij de VS vele malen en was hij als gasthoogleraar verbonden aan meerdere Amerikaanse universiteiten. Tegenwoordig is Rinnooy Kan tevens bestuurslid van de Fulbright Commission en vertelt hij, in het kader van het 75-jarig bestaan van het Fulbright programma, over zijn onderzoek aan Berkeley en de indrukken die hij in het Amerika van de jaren ‘70 opdeed.
Samenwerking
“Tijdens mijn promotieonderzoek aan de Universiteit van Amsterdam ontstond een mooie samenwerking met Jan Karel Lenstra, mijn collega in Amsterdam, en met een beroemde collega in Berkeley: Eugene Lawler. Die samenwerking wilden we na die tijd heel graag voortzetten. We hadden zelfs het plan om samen een boek te schrijven in het verlengde van ons promotieonderzoek en zouden dat in Berkeley kunnen doen. Lawler had geregeld dat hij onze verblijfskosten kon financieren vanuit zijn onderzoekstoelage, maar we hadden nog geen financiering voor de reiskosten. Toen ben ik naar Fulbright gestapt en heb ik de reiskosten grotendeels vergoed gekregen. Het was zeer welkom in die tijd en kwam precies op het goede moment. Het was de eerste en laatste keer dat het nodig was, want na die tijd hadden we andere financieringsbronnen, maar ik heb er mijn levenslange relatie met Fulbright aan te danken,” vertelt Rinnooy Kan.
Eerste indrukken
Het was niet zijn eerste en ook zeker niet zijn laatste bezoek aan de VS. “Ik ging er voor het eerst heen toen ik een jaar of zeventien was, ergens halverwege de jaren zestig, en dat was natuurlijk een fantastische ervaring. Zeker in die tijd. De na-oorlogse kinderen die in Nederland nog met een zekere soberheid opgroeiden, zagen in Amerika een luxe en welvaart die ongekend was.” Het zijn herinneringen die hij niet snel zal vergeten. Hij schreef onlangs een stuk over de VS, waarin hij die eerste indrukken mooi uiteenzet. “Wie Amerika bezocht in wat achteraf de gouden jaren waren zag vooral verbluffende welvaart. Het eerste bezoek aan een Amerikaanse supermarkt met tientallen soorten pindakaas en andere ontbijtlekkernijen, de eerste rit in een meterslange, benzineslurpende Amerikaanse slee, de eerste blik op een Amerikaanse kleurentelevisie: het leken allemaal exponenten van een niet meer in te halen voorsprong. Amerika was rijk, en Amerika was genereus. Het had de doorslag gegeven in de strijd tegen de nazi’s en hun handlangers, het doneerde grote bedragen aan de herstellende Europese economieën […] en het voorzag de wereld van een niet-aflatende stroom verleidelijke spullen,” schrijft hij daarin. Het was typisch de ervaring van zijn generatie Fulbrighters, zegt hij.
Ook zijn latere verblijf in Berkeley, in de jaren ‘70, maakte een grote indruk. “Ik heb wellicht een vertekend beeld van het Amerikaanse onderwijs, zoals wel meer Fulbrighters dat zullen hebben, omdat wij het voorrecht hadden om aan de betere instellingen te belanden,” vertelt hij. “Maar het onderwijs, dat in die jaren nog evenwichtiger in elkaar stak dan nu, was daar echt van wereldniveau. Berkeley stond als enige staatsuniversiteit in het rijtje topinstellingen, met Harvard als bekendste naam voorop. Het was een openbaring om alle beroemde namen die wij in de literatuur tegenkwamen daar in levenden lijve te zien. Met een beetje geluk kon je ook een praatje met hen maken en waren ze bereid om naar jouw werk te kijken en iets te vinden van jouw bevindingen. Het was een voorrecht en een feest om daar te zijn.”
Onderzoek aan Berkeley
Het onderzoek dat Rinnooy Kan en Lenstra samen in Berkeley deden bouwde voort op hun interesse in de grenzen van berekenbaarheid. “Heel lang had men het idee dat computers zo snel zijn dat ze alles wat je maar wilt in een paar seconden kunnen uitrekenen. Dat idee leeft eigenlijk nog steeds, maar het is toch een ernstig misverstand,” vertelt hij. “Er zijn vrij simpel te formuleren vragen met eenvoudig te formuleren antwoorden waar een computer heel erg lang de tijd voor nodig heeft. Een beroemd en relatief simpel voorbeeld is de vraag van de handelsreiziger die een reis wil maken langs een aantal – zeg, 100 – steden en weer terug wil keren naar waar hij vertrokken is. Hij kent alle onderlinge afstanden van die steden en wil de kortste rondreis vinden. Vanuit wiskundig perspectief is dat een vrij saai probleem, want er zijn een eindig aantal mogelijkheden. De eerste keer dat hij een keuze moet maken heeft hij 100 mogelijkheden, de tweede keer 99, verder 98, etcetera. Het totale aantal is dan 100 x 99 x 98 x 97 enzovoort tot 5x4x3x2x1. Dat ziet er nog steeds overzichtelijk uit, maar dat is toch een enorm groot getal. Namelijk ongeveer een één met 158 nullen. En dat lijkt ook nog steeds redelijk overzichtelijk, maar als je al die mogelijkheden zou willen bekijken om de kortste route te vinden dan ben je verschrikkelijk lang bezig. De vraag die zich daarbij voordoet is: moet je je erbij neerleggen dat er geen betere methode is dan ze allemaal te bekijken, met alle consequenties van dien, of kun je toch iets slims verzinnen? Het antwoord is dat je soms iets slims kunt verzinnen en soms niet. En de grens tussen beide – voor welke problemen wel en voor welke niet – is verrassend scherp te trekken. Daar hebben wij, Jan Karel Lenstra, Gene Lawler en ik op allerlei manieren met veel plezier aan gewerkt. Eerst in Berkeley en later ook elders.”
Lawler, waar Rinnooy Kan altijd mee bevriend is gebleven, was een van de grote namen aan Berkeley. “Lawler was iemand van wereldformaat. Hij stond mede aan de basis van de theorie die in zojuist heb proberen te schetsen.” Maar er waren ook andere ontmoetingen die hem nog bijstaan. “In de kamer naast Gene zat Richard Karp. Hij was al even beroemd en misschien nog wel ietsje beroemder. Het is echt een geniale man. Hij is inmiddels 86 jaar en pas onlangs met pensioen gegaan – hij heeft zeer lang doorgewerkt. Bij hem kwamen veel mensen op bezoek die bijna net zo geniaal waren en die ontmoetten wij dan ook.”
Leven in Berkeley
Naast een zeer interessant onderzoeksklimaat was het in Berkeley ook prettig wonen, vertelt hij verder. “Berkeley heeft een prachtige campus, qua landschapsarchitectuur en omgeving. We verbleven die eerste periode op de campus, waar we voor weinig geld een vrij spartaanse studentenkamer konden huren. Later huurden we meestal een huisje in Berkeley. Die waren in die zomer makkelijk te krijgen want veel universiteitsmedewerkers waren de stad uit. Dan zat je daar in dat mooie stadje, waar het altijd lekker weer is en we geen enkele andere verplichting hadden dan onderzoek doen. We schreven aan artikelen en het boek. Het was een walhalla,” herinnert hij zich. “En je kon er heerlijk eten. Er kwamen in die tijd allemaal restaurants op die echt vernieuwend waren. Het waren restaurants die kookten in de stijl die wij in Europa kenden, maar die er in Amerika nog helemaal niet was. Er was een wijk, die Gourmet Ghetto werd genoemd, waar werd gekookt met allemaal verse ingrediënten van Californische boerderijen.”
De jaren ‘70 waren in politiek opzicht onrustige jaren in de VS, maar Rinnooy Kan herinnert zich ook de gastvrijheid en openheid van Amerikanen in die jaren. “De naweeën van de oorlog in Vietnam waren nog duidelijk zichtbaar, waarin de universiteit van Berkeley zich onderscheidde door een hele radicale studentenpopulatie, die op allerlei manieren zijn ongenoegen kenbaar maakte.” Zo organiseerden de studenten aan Berkeley enorme demonstraties en optochten. “Een voorbeeld is de People’s Park Rally, enkele jaren eerder, waarbij een stukje grond van de universiteit werd afgepakt. De universiteit reageerde daar bijzonder onhandig op door er allerlei agenten heen te sturen. Dat lieten die studenten zich geen twee keer zeggen dus er ontstonden flinke knokpartijen. Dat was allemaal onrustig, maar in diezelfde tijd was het een relatief open samenleving met veel begrip, tolerantie en bereidheid om in ieder geval naar elkaar te luisteren. En met naar elkaar luisteren doel ik op de Democraten en Republikeinen, die dan keken of ze toch samen iets konden verzinnen.”
De Amerikanen die hij in de loop der jaren leerde kennen waren meestal academici met vrij liberale en progressieve opvattingen, maar niet altijd. “De keren dat ik als rondreizend Europeaan in andere delen van het land belandde waar helemaal niet zulke progressieve mensen woonden, was de stemming en de sfeer ook heel erg hartelijk en gastvrij. Als je ergens kwam wonen kwamen de buren altijd meteen kennis maken met een versgebakken cake als een soort welkomstgebaar.”
Zijn onderzoek in Berkeley stond aan het begin van een reeks onderzoeksperiodes in de VS. Rinnooy Kan verbleef gedurende zijn carrière niet alleen aan Berkeley, maar ook aan Cornell, aan de Wharton School van de University of Pennsylvania, Columbia en MIT. Hij leerde het land daardoor goed kennen. “Ik heb veel meegemaakt van Amerika en ging er iedere keer met hetzelfde motief heen: de kwaliteit van het onderwijs en onderzoek is verschrikkelijk hoog en je werd er gastvrij en aardig ontvangen.”
Inspirerende wetenschap
Het onderzoeksklimaat in de VS is heel anders dan in Nederland, vindt Rinnooy Kan. De universiteiten waar hij aan verbleef “waren identiek in hun kwaliteitsbewustzijn,” vertelt hij. “Er was ook een jacht op talent. Zo werd er fel geconcurreerd op salarissen. We kregen wel eens aanbiedingen om daar naartoe te gaan tegen inkomens die vele malen hoger waren dan in Nederland. Dat hebben we om allerlei redenen niet gedaan, maar dat was heel normaal. Het hoorde er echt bij dat universiteiten elkaar fel beconcurreerden om de toponderzoekers. De alumni van die universiteiten ondersteunden dat vervolgens weer heel royaal en gaven enorme bedragen voor nieuwe gebouwen of nieuwe studierichtingen. Dat doen ze overigens nog steeds – het Amerikaanse systeem draait op een mix van publieke en private steun die heel goed werkt. Amerika liep daarin echt voorop. Tegelijkertijd waren de universiteiten minder egalitair en daar waren ook wel bezwaren tegen. Het was minder toegankelijk. Je moest echt je best doen om toegelaten te worden, maar als je eenmaal toegelaten werd kreeg je ook een opleiding op wereldniveau.”
Die periodes in de VS hadden grote invloed op zijn wetenschappelijke carrière. Zijn wetenschappelijke onderzoek werd erg beïnvloed door zijn samenwerkingen met Amerikaanse wetenschappers als Lawler en hij bracht na ieder verblijf nieuwe ideeën mee naar Nederland. “Toen ik een half jaar op MIT werkte kreeg ik de kans om mee te doen aan een cursus over onderhandelen. Dat was toen een erg populair programma – het was oorspronkelijk afkomstig van Harvard en daarna vond het z’n weg naar steeds meer Amerikaanse universiteiten. Toen ik terugkwam in Nederland ben ik dat ook hier begonnen. De cursus was een groot succes – eerst aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam en later kreeg het ook vervolg aan de Universiteit van Amsterdam. Die reeks heeft in allerlei vormen plaatsgevonden. Ik heb niet lang geleden de veertigste of zelfs vijftigste editie afgerond en dat was echt import uit de VS.”
Culturele inzichten
Naast wetenschappelijke inzichten brachten zijn verblijven in de VS ook in cultureel opzicht interessante inzichten met zich mee. “Toen ik naar Berkeley vertrok ging ik er nog redelijk blanco heen,” vertelt Rinnooy Kan. “Je hebt natuurlijk wel een beeld van toeristische bezoeken en films, maar dat is een geromantiseerd beeld. In Berkeley leerde ik Amerika en de Amerikanen pas echt kennen. Het simpele feit dat je daar bent en daar gastvrij wordt opgenomen laat je Amerika zien door de ogen van een Amerikaan. En dat is bijna altijd een feest van herkenning, maar soms zijn er ook wel interessante verschillen die leerzaam zijn.”
Hij herinnert zich een gebeurtenis uit die tijd, die een diepe indruk op hem maakte. “Toen ik in Berkeley verbleef, in 1977, vond er een vrij bijzondere gebeurtenis plaats. Je had in die tijd de National Socialist Party of America, de Nazi partij – ze bestaan overigens nog steeds. Ze waren heel makkelijk te vinden in het telefoonboek, want hun logo stond in de kantlijn: een hakenkruis. Dat vind ik al vrij choquerend, maar als je daar tegen Amerikanen iets van zei kreeg je de reactie ‘Hoezo? Dit is een vrij land. We steunen het niet, maar je moet van goeden huize komen om dat te verbieden.’ In 1977 had die partij het plan om een demonstratie te organiseren in een klein voorstadje van Chicago: Skokie. Skokie was opzettelijk gekozen, want daar woonden bijna uitsluitend Joodse Amerikanen. Veel van hen hadden de concentratiekampen overleefd of waren nazaten van Holocaust slachtoffers. De burgemeester van Skokie vond het verschrikkelijk en wilde er geen toestemming voor geven. De partij zocht daarop de rechtbank op om te kijken of ze de demonstratie konden afdwingen.”
De maatschappelijke reactie op dit gebeuren was voor een Europeaan vrij verbazingwekkend, vertelt hij verder. “De partij werd gesteund door de ACLU – de Amerikaanse Civil Liberties Union. Dat is een extreem liberale organisatie en dan bedoel ik liberaal in de Amerikaanse zin van het woord. Ook zij vonden die demonstratie een afschuwelijk idee, maar ze zagen ook een hoger principe – namelijk de vrijheid om te demonstreren waar je wilt.” De demonstratie is uiteindelijk niet doorgegaan, maar het had niet veel gescheeld. “Als ik daar aan mijn Amerikaanse vrienden uitlegde dat je in Nederland per kerende post een definitieve afwijzing van zo’n vergunning zou ontvangen, dan keken ze je aan alsof je uit een politiestaat kwam. Het is een voorbeeld van een andere prioritering die me is bijgebleven als een grote culture shock.”
Het was een harde samenleving in de nasleep van de Vietnamjaren, maar tegelijkertijd overheerste er ook een gevoel van optimisme. “Er waren harde emancipatiegevechten gaande en het land was politiek onrustig – maar dat is eigenlijk altijd,” vertelt hij. “Tegelijkertijd heerste er in die tijd een enorm gevoel van vooruitgang: op economisch vlak, maar ook mentaal en cultureel. Amerika was het land van hoop en optimisme. Natuurlijk, er waren ook toen al vele kwetsbaarheden waarneembaar: als eerste de oorlog in Vietnam die niet kon worden gewonnen, de diepgewortelde discriminatie van de zwarte bevolking en andere minderheden, de doorgezette roofbouw op de natuur, en het toenemende contrast tussen de enorme private rijkdom in de suburbs en de schrijnende publieke armoede in de steden en op het platteland. Het idee dat Amerika die kwesties had, die groot en ingewikkeld waren, werd ook niet ontkend, maar het land was ook geëquipeerd om dat op te pakken en op te lossen.”
Dat optimisme is een gevoel, vindt Rinnooy Kan, dat toch wel heel erg verdwenen is in de afgelopen jaren. “Ik zit met weemoed over die tijd te vertellen, want het beeld van Amerika is in de afgelopen jaren toch wel grimmiger geworden.” De stemming uit de jaren zeventig, waarin Republikeinen en Democraten samen naar oplossingen zochten “is vrijwel helemaal verdwenen. Ik ben deels verdrietig om wat er in de afgelopen jaren veranderd is en deels hoopvol dat die veranderingen zijn terug te draaien of bij te sturen. Ik zeg dat niet zonder zorgen, want de polarisatie is diep en er zijn grote bevolkingsgroepen die eerder escaleren dan de-escaleren,” zegt Rinnooy Kan. En toch blijft hij hoopvol. “Amerika is immers ook uitzonderlijk in zijn regelmatige vermogen om op het allerlaatste moment de juiste draai te maken en zich moreel te hervinden. Misschien dat we dat nu gaan meemaken. Dat zou ik hopen en dat zou me veel waard zijn.”
Fulbright programma
Het Fulbright programma speelt in deze tijd nog een even belangrijke rol in het ontstaan van wederzijds begrip tussen onze landen, vindt Rinnooy Kan. “De doelstelling is niet anders dan wat het altijd al was – namelijk talenten een kans te bieden een tijdje te verkeren in een excellente academische omgeving en en passant iets te leren over hoe zo’n land en samenleving functioneert. Of je nu van Amerika houdt of niet, niemand kan ontkennen dat het een grote rol speelt in het politieke, economische, culturele en dagelijkse leven. In die zin is er alle reden om Amerika te koesteren en de kennis van Amerika belangrijk te vinden. Ik ben heel blij dat Fulbright dat is blijven doen.”
Zijn eigen Fulbright beurs was het begin van een hele lange reeks contacten met de VS. “Het Fulbright programma hoefde daar later zelf niet aan bij te dragen, maar heeft wel geholpen in de totstandkoming daarvan. Het is een mooie bilaterale regeling met een ijzersterke en ook vrij unieke formule.” Aan toekomstige Fulbright bursalen zou hij willen meegeven: “Benut je tijd in de VS maximaal. Reis rond, kijk rond en laat je vooral binnenvoeren in het leven van de Amerikanen. Ze zijn heel gastvrij, dus dat kost helemaal geen moeite. Probeer de wereld even te zien door hun ogen. Tot slot: count your blessings – en dat is er niet één, maar dat zijn er velen.”